deurbeleid

Zondag 17 Oktober 2004 in categorie Klein Proza

Een paar dagen terug is mijn lieve oude buurvrouw zachtjes overleden. Vijfennegentig is zij geworden en dat vond ze wel voldoende. Ze was een klein en mager, steeds krommer lopend oud vrouwtje. Met enige vertedering zagen wij haar altijd over straat scharrelen. Vorig jaar Kerstmis brak zij thuis haar heup en lag een nacht lang in het gangetje voor de wc. Eigen schuld, vond ze zelf, want als alleenwonende had zij haar alarm niet om haar nek gedragen. Wanneer zij dat wèl had gedaan had men mij uit bed gebeld en had ik haar een koude en pijnlijke nacht kunnen besparen. Nu vonden anderen haar pas de volgende dag, met een vloerkleedje over zich heen getrokken.
Zij is sindsdien niet meer thuis geweest. Via het ziekenhuis belandde zij in verpleegtehuizen en dat was niets voor haar. Ze was altijd een ontwikkelde en belezen oude dame geweest, die haar zinnen zorgvuldig in beschaafd Nederlands formuleerde. Haar heup werd gerevalideerd, maar haar geest werd geleidelijk overmeesterd door verwarring.

Mijn oude buurvrouw is niet altijd lief, klein, krom en mager geweest. Het toeval wil dat ik haar ook uit een ander leven kende, lang voordat ik naast haar kwam wonen, toen ik als schuchter jongetje op de middelbare school zat. Daar was zij lerares en adjunct-directeur. Het was een strenge school. Menig kind is daarheen gestuurd omdat hij of zij elders niet te handhaven was.

Mijn latere lieve buurvrouw stond elke ochtend om half negen, bij het ingaan van de school, in de deuropening. Omspannen door een strak rood mantelpak voerde haar rijzige en volumineuze gestalte met norse en kritische blik de toegangscontrole uit.. Een soort deurbeleid avant la lettre. Onverbiddelijk werden leerlingen weer naar huis gestuurd wanneer hun kleding of uiterlijk niet viel binnen de door haar gestelde fatsoensnormen. Die normen zaten minstens net zo strak als haar mantelpak. Bij meisjes mochten de rokjes niet te kort zijn, bij jongens de haren niet te lang. De eerste experimenten met lipstick werden niet geduld, de verwoede pogingen tot het kweken van een snorretje niet getolereerd. Haal eerst die troep maar eens van je gezicht, ga je eerst maar eens scheren.

Ik heb nooit les van haar gehad. Ik had alleen met haar te maken wanneer ik om acht uur op school moest komen. Dat was namelijk een straf. Je moest je bij haar melden en je werd aan ’t werk gezet. Het was destijds een gevreesde standaardzin, die tientallen jaren later nog steeds in mijn geheugen staat geëtst: “Kom jij morgen maar om acht uur op school!” Niets ergers dan nòg vroeger uit je nest te moeten.

Achteraf bezien is het allemaal goed voor mij geweest. Zowel de school als het feit dat ik later naast haar woonde. Zo leerde ik wie zij werkelijk was en werden de herinneringen aan mijn strenge schooltijd ingebed in mildheid.
Mijn lieve buurvrouw staat nu ongetwijfeld voor de hemelpoort. Dat wordt dus nog even spannend voor haar, dat begrijpt u. Want het deurbeleid van Petrus schijnt óók niet mals te zijn.
Nr. 52 | publicatiedatum 9-10-2004 | vorige opspraak-columns