nog even tanken voor de hemelvaart

Zaterdag 19 Mei 2007 in categorie Ergernis, Woede of Frustratie

Op Hemelvaartsdag reed ik met de auto rustig door een smal straatje richting tankstation. Het motortje spinde genoeglijk, het zonnetje scheen en de weg was recht. Dat zijn blijkbaar belangrijke dingen voor een auto. Als hij had gekund had hij een vrolijk deuntje gefloten.
Plotseling schoot een jeugdige witte kat met bruine vlekjes vanuit een paar bermstruikjes de weg op. Dat lieten mijn reflexen niet op zich zitten en ik stond onmiddellijk hard op de rem.

Toen de auto zo abrupt tot stilstand kwam, gromde er iets in het inwendige van de motor nog wat na, alsof hij zijn ongenoegen uitte over deze onverwachte hindernis op zijn route. Alle krachten van de voorwaartse beweging leken op te stuwen in het metaal van de carrosserie, een uitweg te zoeken die er niet was. Voegen en veringen kraakten, het antiblokkeersysteem vibreerde.
Een moment daarna leek de wagen zich weer te ontspannen. Het was immers goed afgelopen. De kat huppelde ondertussen schichtig en verdwaasd naar de andere weghelft. Het beest was zo te zien niet bijzonder ervaren in het verkeer. Ergens een keukendeur uitgeglipt waarschijnlijk.
Opgelucht trok ik weer op. Vijftig meter verder was het tankstation. Eén euro éénenveertig per liter euro loodvrij.

Ik reed terug door hetzelfde straatje, het was maar nauwelijks vijf minuten later. Ter hoogte van de plek waar ik eerder had moeten remmen stonden mensen in hun nette kleren naast een glanzende terreinwagen druk met elkaar te praten. Een chique dame had een uitbundige bos bloemen in haar handen. Het groepje gebaarde met de armen, de vrouw zwaaide onwillekeurig met de bloemen. Ik vertrouwde dit tafereeltje niet. Hier was iets gaande.
Grimmig zei ik hardop: "Nu zal het toch niet zo zijn dat de één of andere lul die kat alsnóg heeft doodgereden, hè?"
Op hetzelfde moment zag ik de kat. Hij lag wit en uitgestrekt in een strookje groen gazon langs de kant van de weg. Een stukje gazon is natuurlijk altijd groen, maar pas opvallend groen als daar een dooie witte kat in ligt. De oogjes dicht.

Zoiets kan ik slecht hebben. Dan ga ik vreselijk zitten tieren en vloeken van tering dit en tering dat. Dan word ik erg onredelijk. Dan zou ik die patser in z'n gepolitoerde pooierskar over z'n eigen motorkap willen trekken. Hem vragen of het teveel moeite was om net zo alert te zijn als ik (hetgeen waarschijnlijk óók maar meer geluk dan wijsheid was). Hem zeggen dat hij mijn eerdere heldendaad (want zo voelde dat toch wel, als ik eerlijk ben) had verpest. En dat hij natuurlijk onderweg met die bloemenhuppelkut hadden zitten beppen. En daardoor de kat te laat had gezien.

Ach, het is maar een kat, zullen sommigen denken. Zoiets gebeurt elke dag wel ergens. Maar daarbij moeten wij bedenken: een kat is méér dan alleen een kat. Voor de eigenaar vult hij eventuele emotionele en sociale tekorten op. Het baasje (voor katten is dat altijd een verkleinwoord) is nu psychisch zwaar ontregeld. Hij of zij zit triest te staren naar een nutteloos geworden voorraad Sheba in het keukenkastje, naar dat laatste drolletje in de kattenbak. En over een week vindt dat baasje nog een verdroogd kattenkotsje onder de zitbank. Die dingen hakken erin bij een mens.

Misschien was het de stomme kat z'n eigen schuld geweest. Want zo zijn wij harteloze mensen dan ook wel weer, wij schuiven de schuld af waar het maar enigszins mogelijk is, zelfs bij een onnozel en onwetend dier. Ik weet het niet, ik stond te tanken in die tussentijd. Waarschijnlijk had ik eerder slechts zijn zevende leven gered. Tja, en daarna houdt het een keer op natuurlijk. Het is niet voor niets Hemelvaart, iemand moet er tenslotte aan geloven...

Tags: