kerstmis 2002

Vrijdag 27 December 2002 in categorie Vertellingen

En het geschiedde in die dagen dat Yoessef behoorlijk zat te balen. Het was dit jaar weer helemaal mis met kerst. Echt kerstmis, zogezegd. Eergisteren was hij met zijn hoogzwangere vrouw Maria van zijn woonplaats Nazareth dwars door de occupied territories in zijn aftandse Peugeot naar Betlehem gereden. Allebei hadden ze het gevoel gehad dat ze er nodig eens uit moesten. Achteraf stom natuurlijk, want met Israëlische nummerborden op je auto kon je je maar beter niet in bezet gebied vertonen. En dus werden ze in de buurt van Janin meteen al beschoten door zo'n ongeregeld stelletje van die Filistijnen. De kogels vlogen door het interieur. Ja hoor, je voelt je lekkerder in een Peugeot, dacht hij nog cynisch. Gelukkig werden Maria en hijzelf niet geraakt. Dat had hij er niet óók nog bij kunnen hebben. Hij zat al genoeg in de shit.

Z'n timmerwerkplaats liep namelijk slecht sinds dat intifada-gedoe. Heel Israël zat in een economische crisis. En toen bleek Maria ineens ook nog zwanger. Zomaar, van de ene dag op de andere! Maar goed, hij kende zijn plicht, had alvast een prachtig wiegje getimmerd en strak in de lak gezet.
Het stond net buiten in de zon te drogen toen er een baldadige vuilniswagen overheen reed. Maria zag dit als een slecht voorteken en was door dit voorval dermate emotioneel van slag geraakt dat ze allerlei wartaal begon uit te kramen. Dat het kind niet van hem was enzo. Yoessef had dreigend gevraagd van wie dan wèl, maar ze raaskalde telkens iets van een 'onbevlekte ontvangenis', kortom: geen touw aan vast te knopen. Een pre-natale depressie waarschijnlijk, dus hij had het er maar bij gelaten.

De reis verliep verder eigenlijk mirakels voorspoedig, via Nablus, Ramallah en vlak langs Jeruzalem. Op enkele kilometers van Betlehem werden ze echter toch nog tegengehouden bij een roadblock van de Israëliërs. Ze moesten uit de auto komen, maar zodra ze Maria met haar dikke buik zagen vlogen de soldaten meteen in dekking. Vanuit alle hoeken en gaten waren er ineens uzi's op hen gericht en slechts met veel moeite had hij de soldaten ervan weten te overtuigen dat die bolle buik een kind in aanbouw was en geen semtex. Maria had nog weer iets willen roepen over die onbevlektheid van haar, maar hij had haar nog net op tijd de mond kunnen snoeren. Met dat soort smoezen hoef je bij die gasten helemáál niet aan te komen, dan weten ze zéker dat die buik een bom is!
Yoessef dreigde dat hij zijn vrouw ter plekke bij de wegversperring zou laten bevallen. Daar hadden de soldaten kennelijk slechte ervaringen mee, want terstond sommeerden zij Yoessef en Maria door te lopen.

De arme timmerman wiste zich het zweet van het voorhoofd. Daar kwamen ze nog goed weg zeg! Alleen de Peugeot was ie wèl kwijt. Moeizaam sjokten ze langs de stoffige weg, maar het lopen begon voor Maria meer en meer een probleem te worden. Bovendien waren kennelijk de weeën begonnen, want ze liep constant kermend te weeklagen. Als een dronken dromedaris, maar dan met de bult van voren, schommelde ze langs de stoffige berm.
Yoessef wist alles van timmeren en pen in gatverbindingen, maar niks van kinderen krijgen. Hij werd er erg nerveus van. Ze moesten ergens onderdak! Ten einde raad vroeg hij bij een failliete herberg een ezel te leen. Toen de bedrijfleiding aanvankelijk tegensputterde sloeg hij krachtig met z'n hamer op de toog. Dat hielp. De ezel zèlf was gelukkig minder weerspannig.

De avond was al gevallen toen ze Betlehem insjokten. Nou moest hij snel onderdak voor hen regelen, want er was vast weer een uitgaansverbod. De Tourist Information bleek al maanden gesloten. Yoessef was bijna ten einde raad. Hij wist nog ergens een oude stal, voor één nachtje moest dat maar kunnen dan. Maar toen ze op de plek aankwamen bleek dat van de stal niets meer restte dan een opgeblazen ruïne. Wat nu te doen?

Plotseling ontwaarden Yoessef en Maria een groot kerkgebouw. Het was nog hun enige kans, want inmiddels was het stikdonker. Voorzichtig gingen ze er naarbinnen.
Een man kwam enthousiast op hen af. Eindelijk weer een paar toeristen! Hij stelde zich voor als pater Marquez.
"Welkom in de Geboortekerk!" sprak hij zalvend.
"Kunnen we hier slapen?" vroeg Yoessef.
"Als u het niet erg vindt tussen die schapen te liggen..."
Pas nu zag Yoessef een aantal schapen achterin de kerk, alsmede een vette os. En een ezel, maar dat was de ezel die ze zelf hadden meegenomen. Die was maar vast doorgelopen.
"Het is wat sober hier sinds vorig jaar, maar toch hoop ik dat het hier een beetje zal bevallen", zei vader Marquez.
"O, dat gaat vast lukken", zei Maria, "want volgens mij breken nu de vliezen!"
Yoessef schoot in de stress. Pater Marquez greep kordaat in, stuurde hem naar achter en trommelde wat nonnetjes op om Maria bij te staan.

Yoessef mengde zich maar onder de schapen. Het bleken Filistijnse strijders in schaapsvacht te zijn, die aldus vermomd ondergedoken zaten voor de Israëlische soldaten. Ah, vandaar! Het gemekker had hem al zo Arabisch in de oren geklonken! En ook de os bleek niet kosher: het was Yassar Arafat incognito, die op deze manier het Israëlische verbod om ook dit jaar naar de Geboortekerk te gaan omzeilde. Evengoed slim van die gasten om je te verstoppen in een kerststal! Je moest er maar opkomen! Vast een ideetje van mevrouw Arafat. Die had wel gevoel voor dat soort dingen...

Afijn, tot ieders opluchting werd het kind vlot geboren. Het werd in doeken gewikkeld, maar vervolgens stonden de nonnetjes een beetje besluiteloos om zich heen te kijken.
"Is hier niet eens een behoorlijke wieg?" vroeg Maria kribbig. Nee dus. Dan maar in het biechthok, daar was het minder tochtig.
Yoessef en Maria besloten hun kind Jezus te noemen. Dat had z'n vader zo gewild, verklaarde Maria. Yoessef trok verbaasd zijn wenkbrauwen op: hij wist van niks! Maar hij werd wel vaker ergens buiten gehouden, had hij het idee.
Hij wilde net protesteren toen de Geboortekerk plotseling in een fel licht baadde. Het roodachtig schijnsel viel door de hoge ramen. De Israëliërs hadden een lichtkogel afgeschoten. Tanks en pantserwagens rolden Bethlehem binnen. Vader Marquez zuchtte, sloeg een kruis en kreeg opnieuw het gevoel van déjà vu dat de hele avond al in zijn geest rondspookte.

In het velden buiten Bethlehem zat een stelletje herders te vloeken en te tieren. Enkele onverlaten hadden zomaar midden in de winter stiekem hun schapen geschoren en opgewonden speculeerden ze over wie hun dat kunstje had geflikt. Plotseling wees een van de herders naar het firmament. Boven Betlehem verrees een felrode ster! Christus-nog-an-toe! Zoiets zagen ze niet elke nacht! Vuurwerk! Over hun sandalen struikelend renden ze in de richting van de stad. Ze waren nog steeds flink opgefokt door de hen ontstolen schapenvellen. Aangekomen in het centrum koelden ze hun woede op de eerste de beste tank die hen voor de voeten reed. Al spoedig liet ook de rest van de bevolking zich niet onbetuigd. Enkele herders raakten in het nauw en vluchtten de Geboortekerk binnen. Tot hun verbijstering ontwaarden ze daar de vermiste schaapskleren. Als vader Marquez op dat moment niet streng had ingegrepen was het ook daarbinnen nog op een kloppartij uitgedraaid. Handig wist hij echter hun aller aandacht af te leiden naar het kindeke Jezus. Vertederd knielden ze bij moeder en kind neder. Buiten echter nam het strijdgewoel in heftigheid toe.

En opnieuw geschiedde het in die dagen dat in Bethlehem weer flink werd gevochten. Yoessef boog zich bedroefd over zijn pasgeboren zoon en zuchtte: "Jezus, houdt het dan nóóit op?"