verbal jam leest een boek

Zaterdag 25 September 2004 in categorie Klein Proza

De Nederlandse literatuur is heilig. Je moet wel van goeden huize komen om daar wat over te mogen zeggen. Ik ben van simpelen huize, maar ik doe het lekker toch. Want ik heb 17,50 euro uitgegeven aan het boek van een alom gevierde schrijver en ik voel mij bekocht. Op de achterflap werden diverse media geciteerd die spraken van ‘een meesterwerk’ en ‘zijn meest ontroerende boek’. Daar ben ik ingestonken.
Recent werd het ook nog eens genomineerd voor de AKO literatuurprijs: ‘Een prachtige, schokkende roman over de (on)verantwoordelijkheid van de mens.’ Dus ook een jury is er ingestonken.

Met aan masochisme grenzende vasthoudendheid worstel ik mij door eindeloos voortkabbelende gedachtespinsels van de auteur in kwestie. Ze zijn ongetwijfeld te diepzinnig voor mijn pragmatisch brein. Maar, de jonge auteur is populair en veel geprezen en dus ploeter ik verder. Want het is tenslotte Literatuur met een grote L.
Literatuur met een grote leuter, concludeer ik boosaardig.
Denk niet dat ik niets gewend ben. In het verleden las ik mij moeiteloos door het eindeloos gebep van Dostojevski over bijvoorbeeld de soirees bij de een of andere gravin huppeldepup. Want Dostojevski kon tenminste boeiend beppen. Zelfs breedsprakige oude vaderlandse lieden als Jacob van Lennep of Nicolaas Beets, die toch bepaald niet bekend staan om hun onversneden ‘pageturners’, hebben mij niet zodanig op de slaaporganen gewerkt als deze hippe auteur nu doet.
Enkele jaren geleden kreeg ik ‘De zwarte met het witte hart’ van Arthur Japin cadeau. Ik nam het met enige tegenzin in ontvangst. Ik zou het zelf nooit hebben gekocht, want het onderwerp sprak mij niet aan. Ik had het mis, ik heb het later in één ruk uitgelezen. Dat is knap. Van meneer Japin.

Terug naar het AKO-genomineerde meesterwerk. Ik ben nu op bladzij honderd en de wanhoop nabij. Want ik moet nog tweehonderdtweeënvijftig bladzijden. Tot nu toe is het driewerf niks. De hoofdpersoon is een idioot en daar kan ik me niet mee identificeren. De anderen in het boek zijn ook idioten. De verhaallijn is een stippellijn waar geen enkele vaart of spanning in zit. Ook wordt mijn kennis niet verrijkt. Ik moet het doen met de langdradige en verknipte overdenkingen van de protagonist. Ik kan mij op geen enkel moment in zijn gedachten verplaatsen. Dit is litatuurderig gezeur.
Telkenmale herlees ik de achterflap. Dit om mijzelf te blijven motiveren en de genadeloos toeslaande verzuring in de oogspieren te onderdrukken. De Groene Amsterdammer jubelt mij toe dat de auteur met dit boek ‘andermaal het gros van de vaderlandse scribenten als een stelletje provincialen achter zich laat.’ Dit riekt wat mij betreft naar omkoping.
Goed, ik lees voortaan wel die provincialen dan.

Koop dit boek gerust, want misschien ligt het allemaal aan mij. U kunt het niet missen. Het is knalgeel en op de achterzijde staat een foto van die bekende lelijke bijdehante krullenbol. Later niet komen klagen dat ik u niet heb gewaarschuwd.
Nr. 49 | publicatiedatum 19-9-2004 | vorige opspraak-columns