een k-woord

Zondag 08 Augustus 2004 in categorie Klein Proza

Ik weet niet hoe dat u vergaat, maar sommige mensen kunnen mij met bepaalde woorden waanzinnig ergeren. Deze woorden hebben een dusdanige hoog truttigheidsgehalte, dat ik het liefst zou zien dat ze van staatswege uit de roulatie worden genomen. Ze vormen namelijk een regelrechte bedreiging voor de geestelijke volksgezondheid. Ze zijn bovendien gewoon fout. Naar mijn opvatting wel te verstaan, want ik wil niemand bevoogden. Laten we op z’n minst afspreken: gebruik ze gerust, maar niet in mijn bijzijn. Ook ik heb immers recht op een tutvrije leefplek op deze aarde.

Een van de woorden waarvan ik eczeem op mijn trommelvlies krijg is 'kindjes'. Het is het vooral het meervoud dat mij hier doet samenkrimpen. Categorie nagel over het schoolbord, tandartsboor op open zenuw. Ik vermijd daarom zoveel mogelijk samenscholingen van beppende jonge moeders en confrontaties met crècheleidsters. Want de vele 'kindjes dit', 'kindjes dat' springen uit het moederclubje omhoog als popcorn uit een hete pan.

Vroeger heetten 'kindjes' gewoon 'kindertjes'. Dat klinkt ook veel kindvriendelijker. Ooit Jezus horen prediken 'laat de kindjes tot mij komen?'. Nee natuurlijk, want daar waren wij niet bij. Maar volgens mij staat in de Bijbel dat hij sprak van ‘kinderen’. Dus als u ook maar enige waarde hecht aan de heilige schrift, moet u geen ‘kindjes’ zeggen, lijkt mij zo. Ingeval u niet het boek der boeken als leidraad in uw leven heeft, had u toch op zijn minst beter naar Sinterklaas kunnen luisteren. 'Zijn hier nog stoute kindertjes?'. Een Sinterklaas die 'kindjes' zegt is een beunhaas of een verklede leesmoeder.

En neem onze zeventiende-eeuwse dichter Jacob Cats, knorrige moralist pur sang en toch bepaald geen kindervriend. Hij zou het niet in zijn hoofd hebben gehaald om te spreken van kindjes. Al was het alleen maar omdat anders zijn veel gebezigde uitspraak ‘kinderen zijn hinderen’ niet meer rijmde. Toegegeven, het origineel verdient eveneens geen poëtische schoonheidsprijs, maar iets als ‘kindjes zijn hindjes’ had hem wis en waarachtig in het dolhuis doen belanden.

Volgens mij is dit weeïg taalgebruik in zwang gekomen sinds het ontstaan van het verschijnsel kinderdagverblijf. Dat blijkt een broedplaats van tuthola-uitdrukkingen. Zonder twijfel is daar ook het begrip ‘kindplaatsen’ uitgevonden. Dit eveneens bijzonder foute neologisme associeer ik onmiddellijk met ‘parkeerplaatsen’. Kinderdagverblijven zijn op die manier de duurste vorm van betaald parkeren.

Luister nu eens even aandachtig naar mij, moeders en vaders in het Nederlandse taalgebied: een kind is van zichzelf al klein! Een kind hoef je dus niet verder te kleineren door er een kindje van te maken. En als je het 'kindje' in het meervoud gaat gebruiken maak je de zaak alleen nog maar erger.

Ooit is het volgende afgesproken: een klein mens noemen we een kind, dwergen uitgezonderd. Meerdere kleine mensen noemen we kinderen. Tot en met de kleuterleeftijd is het bij de gratie Gods en van Sinterklaas toegestaan te spreken van 'kindertjes'. Dit onderscheid tussen 'kinderen' en 'kindertjes' is pedagogisch noodzakelijk. Het is een promotie van kleuter naar groep drie van de basisschool. Ook kinderen hebben namelijk behoefte aan een loopbaanperspectief.
Nr. 45 | publicatiedatum 31-7-2004 | vorige opspraak-columns