groente en fruit

Donderdag 10 Juni 2004 in categorie Klein Proza

Verschenen in de nieuwsbrief van literair tijdschrift OpSpraak van deze week, voorgedragen op de Weblogconferentie 2004 in Glimmen.
Elke keer wanneer ik in een groentewinkel sta, denk ik terug aan Irmgard. Wat zou er van haar zijn geworden? Twintig jaar geleden werkte zij bij de groenteman die ik toen had.
Irmgard was lelijk. Bijzonder lelijk.
Zij was jong en bleekjes stralend, maar helaas klein en grof van postuur en daarbij tamelijk gezet. Haar pukkelig vollemaansgezicht werd voor éénderde verduisterd door een bril met dikke getinte glazen.
Niettemin leek zij haar lot opgewekt te dragen en zich met haar kansloos uiterlijk te hebben verzoend. Slechts af en toe, wanneer een knappe man zojuist de winkel had verlaten, betrapte ik haar op een dromerig staren...

Ik kuchte dat ik aan de beurt was en zij schrok op uit haar zoete gedachten. Ik deed dan extra vriendelijk tegen haar, hoewel dat tegen mijn aard is. Ik ben niet zo'n aardig mens. Zij was dat wel.
Onvermoeibaar bleef zij uitleggen waarom dit keer de snijbonen zo duur waren (zijn ze ooit goedkoop?) of welke sinaasappels stiekem toch uit Zuid-Afrika kwamen. Zuid-Afrika was toen nog vol apartheid en daarom hoorden wij het foute ooft dat daarvandaan kwam niet te kopen.
Elk eigenbelang terzijde schuivend waarschuwde zij gewetensvol dat de Marocs nu wel erg harde vellen hadden, dat de sperziebonen 'afliepen' of dat de spinazie de laatste uit de kist was en daardoor al wat snotterig.

Een andere keer, toen ik in de volle winkel stond te wachten en haar bezigheden gadesloeg, probeerde ik mij te schamen over de kortzichtige hooghartigheid waarmee ik haar uiterlijkheden altijd beoordeelde. Het lukte mij alleen wanneer ik mij omdraaide en quasi belangstellend de potjes conserven in het rek tegenover de toonbank bestudeerde. Eigenaardig was dat.
"Innerlijk is Irmgard de schoonheid zelve," hield ik mijzelf dan streng voor, "Zij verdient waardering, geen geringschatting." Het hielp niet.
Toch moest en zou ik mijn arrogante karakter overtuigen van Irmgards aantrekkelijkheid. Hierbij achtte ik een lichte overdrijving wel geoorloofd: "Welbeschouwd is zij de Assepoester onder de groenteboerinnen!"

Deze karikaturale gedachte deed mij echter hardop in de lach schieten. Alle klanten in de winkel staarden mij argwanend aan. Ik las in hun ogen de conclusie: die is uit de Valeriuskliniek! Dat was de psychiatrische instelling om de hoek.. Niet iedereen was tenslotte van binnen zo mooi als onze Irmgard.
Ik rechtte mijn rug en negeerde het volk om mij heen. Ik liet ze maar denken, het raakte mij niet!
Irmgard vroeg glimlachend: "Wat zal het zijn vandaag?" Ik bleek intussen aan de beurt te zijn.
"Groente," riep ik balsturig. "Groente! En ook wat fruit, mijn lieftallig oogappeltje!"

Na deze onbesuisde vrijpostigheid durfde ik niet meer bij Irmgard in de winkel te komen. De dichtstbijzijnde andere groenteman was veel verder lopen en een stuk duurder. Wèl constateerde ik de eerste keer vergenoegd dat hier een bijzonder knappe dame achter de toonbank stond. Toen zij echter haar chagrijnige mond opendeed verlangde ik meteen al terug naar Irmgard. Maar bij háár had ik het voorgoed verbruid!
Mismoedig slofte ik in gedachten terug naar de Valeriuskliniek.