een stofwolk in de verte

Zaterdag 01 Mei 2004 in categorie Klein Proza

De lentezon lokt ons naar buiten en wij wandelen in het Amsterdamse Bos langs de roeibaan. Er heerst een gezellige drukte, want er zijn net roeiwedstrijden aan de gang. Ik weet niets van roeien, behalve dat de beoefenaars, inclusief de dames, dikwijls grote handen hebben. Dat komt natuurlijk van dat eindeloze rukken aan die roeispanen.

Een omroeper neuzelt met kabbelende stem zijn commentaar op het verloop van de roeibootraces. Daar hadden ze iemand anders voor moeten nemen, denk ik nog, iemand die gloedvol de emoties van het publiek opzweept over de werkelijk zenuwslopende titanenstrijd bij de acht zonder stuur tussen Nereus en Aegir. Nu lijkt het meer een verslag van het meisjesturnen. Bijna ongemerkt schuiven de boten over de eindstreep en kaatst er hooguit nog wat gebabbel tussen de oevers over de dubbele bootlengte achterstand van de ploeg van Nautilus, "die dus helaas geen rol van betekenis meer speelt..."

Gelukkig zijn daar nog de supporters. Die maken veel goed. Na elke start nadert er in de verte een stofwolk. Niet over het water, maar langs de oever. Het is het aanmoedigingspeloton dat mee oprijdt met de roeiers. Het bestaat voornamelijk uit mannelijke studentencorpstypes die zich op rammelende jatfietsen uit de naad trappen om de boten bij te houden. Bijna allemaal zijn zij gekleed in even vreemd- als veelkleurige gilets.

Tijdens het passeren van het peloton maken wij kennis met het 'ballenbrallen'. Diep uit de keelkraters van de corpsleden stijgen agressieve oerkreten op die als rauwe aardappelen over het water worden geslingerd. Slechts bij uitzondering zijn er enkele coherente lettergrepen te distilleren uit het barbaars geloei. Dan menen wij een bekakt 'pak ze' en 'maak ze af' te verstaan.

Dit wekt bij ons uiteraard de nodige verwachtingen. Wij houden hoopvol halt om te zien of de teams van de acht met stuurman inderdaad zullen afwijken van hun rechte baan, elkaar zullen enteren en met de roeispanen de concurrerende boten aan spaanders zullen slaan. Tenslotte hebben al die roeiverenigingen niet voor niets van die stoere namen als Viking en Skøl, dus wordt het een keertje tijd dat er iets opwindenders gebeurt dan een beetje synchroonpeddelen.
Helaas, niets van dat al. Zowel de boten als de ballen gaan in rechte lijn richting finish. De omroeper complimenteert de winnaars beleefd met hun 'uitmuntende prestatie'.

Diep teleurgesteld vervolgen wij onze weg naar ons eigen spannende einddoel, te weten Boerderij Meerzicht, alwaar wij een pannenkoek nuttigen. Uitbuikend op het terras ventileren wij hardop onze mening dat roeien toch maar een saaie sport is. Wij worden hierin onmiddellijk tegengesproken door roeiliefhebbers aan het volgende tafeltje. Onlangs nog wurgden negen leden van het Delftse studentencorps bijna een roeier van het Amsterdamse Okeanos met zijn eigen stropdas, waarna hij bewusteloos te water werd geworpen. O zo! Nou u weer! Noem dat maar saai!
Veiligheidshalve verleggen wij het gesprek naar het edele biljartspel, want de echte roeifanaat moet je natuurlijk niet te lang blijven sarren met laatdunkende scherts.

verschenen in nieuwsbrief nr 155 van het literair tijdschrift OpSpraak


№ 32