echte legerslaapzakken

Zaterdag 28 Februari 2004 in categorie Klein Proza

Lang geleden zwierven wij liftend heel Europa door. Nou ja, niet overdrijven: zo'n beetje half Europa. We hadden nauwelijks geld, maar geld was eigenlijk geen gemis. Er was genoeg vriendelijkheid, behulpzaamheid en gastvrijheid op onze weg om ons telkens weer een stuk verder te helpen. Elke avond werd het eventjes spannend of wij een slaapplaats zouden hebben. Maar we kwamen altijd wel ergens onderdak, in het uiterste geval in een jeugdherberg. Eigenlijk beschouwden we dat laatste als een kleine nederlaag. Het moest allemaal zo gratis mogelijk, want des te langer werd de vakantie. Desnoods zouden wij buiten slapen, dachten we stoer. Gewoon langs de weg of achter een heg op een grasveld. Dat konden we rustig doen, ongeacht de weersomstandigheden. Wij hadden namelijk échte legerslaapzakken!

We hadden de slaapzakken nog nooit hoeven gebruiken, maar het gaf een veilig gevoel er altijd op te kunnen terugvallen. Als de nood aan de man kwam konden wij de elementen trotseren met deze stukken hoogwaardige overlevingsuitrusting. Ongetwijfeld hadden zij hun waarde al bewezen in menige barre situatie.
Ik kreeg ze van een oom van mij, die ze uit het leger had overgehouden. Dat stond garant voor kwaliteit. Ze konden naar de toenmalige maatstaven klein worden opgerold. Je lag erin als een mummie, je kroop erin weg tot alleen je ogen nog zichtbaar waren. Een knusse, warme cocon die de vijandige wereld buitensloot.

Wij waren al bijna weer thuis toen wij onze echte legerslaapzakken voor het eerst nodig hadden. Laat in de avond belandden wij ergens in Noord-Frankrijk. Wij moesten onze toevlucht nemen tot een jeugdherberg. Die zag er echter verdacht donker uit. Op ons herhaaldelijk aanbellen stak er na een tijdje een geërgerd hoofd uit een bovenraam. La mère had haar krulspelden reeds in voor de nacht en snauwde ons toe dat de boel 'fermé' en dus onverbiddelijk gesloten was.

Na enig rondzwerven in het pikkedonker vonden wij een gazonnetje achter een bedrijfsgebouw. Wij ontrolden onze slaapzakken en snoerden onszelf behaaglijk in.
Om een uur of vier in de ochtend werden wij wakker van de kou. Het was een verlammend vochtige kou, die ons van onder tot boven door de botten trok. Wij stelden huiverend vast dat wij het nog nooit zo koud hadden gehad. De kille mist drong genadeloos door elke porie van onze echte legerslaapzakken.

Wij waren dienstweigeraars geweest. Anders hadden wij natuurlijk allang uit ervaring geweten dat die echte legerslaapzakken van ons gewoon je reinste rotzooi waren, een dunne paardendeken met een stuk zeildoek eromheen. Hadden wij dáárvoor nu die dingen half Europa doorgezeuld? Nou ja, niet overdrijven: in elk geval een kwart... Wij vloekten en tierden om een beetje warm te worden. Onze minachting voor het leger was groter dan ooit. Ja, dat je oorlog voert is tot daar aan toe, maar zorg dan in elk geval dat die spullen een beetje in orde zijn! In het bijzonder de slaapzakken! Nu zijn zelfs twee vredelievende burgers daar achteraf nog een keertje de dupe van geworden!

verschenen in nieuwsbrief nr 146 van het literair tijdschrift OpSpraak


№ 23