het oordeel

Zaterdag 31 Januari 2004 in categorie Klein Proza

Ik had een hypothese: in dit lage land mag je niet over jezelf beweren dat je goed in iets bent. Met name wanneer het gaat om belangrijke vaardigheden in de sfeer van de kunst, zoals schrijven en dichten. In een vlaag van overmoed nam ik de proef op de som en verklaarde in het openbaar dat ik heel goed kon schrijven. En inderdaad, het werd mij niet in dank afgenomen. Ik ga nu verder door het leven als een zelfingenomen kwast, een borstklopper, een dikdoener, een kapsoneslijer.

Achteraf trachtte ik de uitkomst van mijn proef te analyseren. Waarom reageerde men toch zo heftig? Ik heb bijvoorbeeld ook wel eens beweerd dat ik goed kon afwassen, maar dit werd onmiddellijk grif beaamd. U begrijpt dat ik sindsdien ruimschoots de gelegenheid krijg om mijn talenten op dit vlak te ontplooien. Waarin zit hem dan het verschil?

Na enig nadenken kwam ik tot de conclusie dat men zichzelf niet mag ophemelen wanneer het serieuze zaken betreft die onderhevig zijn aan smaak en oordeel. Vaardigheden waarvan de kwaliteit niet voor honderd procent objectief kan worden vastgesteld. Het kost een wiskundige een stuk minder moeite om anderen te bewijzen dat hij werkelijk goed is dan een kunstschilder.

Nederlanders zijn nogal kleinzielig in dit soort dingen. Het is een afgunstig volkje. En daarom houden wij onze eigendunk maar voor ons. In tegenstelling tot Amerikanen. Die pronken even onbekommerd als onbeschaamd met hun persoonlijke kwaliteiten, al zijn die nog zo triviaal. Amerikanen zetten zelfs hun zwemdiploma's nog in hun curriculum vitae en maken trots melding van het aantal stempeltjes en plaatjes dat ze eertijds op de crèche kregen voor hun plakwerkjes.

Wij zijn zuiniger met complimenteren dan met afkraken. Een spontane en rechtstreekse uiting van bewondering is een zeldzaamheid. Twintig jaar geleden hoorde ik een klein jongetje eens met oprecht ontzag tegen een wat oudere jongen zeggen: “Goh, ik vind dat jij toch zó goed kan voetballen!” Het is veelzeggend dat ik dit nog weet.

Alleen de anderen zijn gerechtigd een positief oordeel over je uit te spreken. Jijzelf niet. Complimenten mogen alleen in uiterste noodzaak worden gegeven en uiteraard niet te ruimhartig. Anders ga je nog naast je schoenen lopen.
Kortom, wie trots is op eigen prestaties en vaardigheden is wel gedwongen zichzelf op ietwat slinkse wijze te promoten, want een ander doet het niet.

Eigenlijk is het raar dat het zo moet. Ga maar na: dagelijks teisteren reclames van bedrijven onze oren en ogen. Allemaal vinden zij zichzelf zonder terughoudendheid supermegageweldig! Maar een kunstenaar die hetzelfde doet is direct een megalomaan.
Eigen roem stinkt. Tenzij het dus commerciële roem is. Want geld stinkt nu juist weer níet! Het woord zelfkritiek bestaat, het woord zelfcompliment niet.

Ik zou zeggen: ze bekijken het allemaal maar. Vanaf heden ben ik gewoon de beste. Ik weet nog niet waarin. Ik kom daar nog op terug. Maar de beste ben ik, dat is zeker. Evalueer de reflex van weerzin die deze opmerking bij u opwekt.
verschenen in nieuwsbrief nr 142 van het literair tijdschrift OpSpraak

№ 19